s Zomers woont Sinterklaas in een groot paleis in Spanje, met al zijn honderd Pieten. Maar terwijl die Pieten speelgoed maken, pepernoten bakken en alles klaarmaken voor de volgende reis naar Holland, trekt Sinterklaas op zijn paard door de hoge Spaanse bergen, op zoek naar een nieuw Pietje. Want ieder jaar gaat er een nieuw Pietje mee, klein genoeg om door de schoorstenen te roetsjen en handig in klauteren en springen.
Een paar jaar geleden had Sinterklaas wekenlang vergeefs gezocht. Ten slotte kwam hij in een rotsachtige streek, waar hij plotseling de fluit van een herdersjongen hoorde. Hij ging op het geluid af en zag, op een bergweitje tussen de rotsen, een kleine donkere jongen zijn geiten hoeden. Die keek verbaasd naar Sinterklaas en werd nog verbaasder toen deze hem vroeg of hij mee naar Holland wilde. O, ja, hij kon goed klimmen, op de rotsen tenminste, hij was gewend aan de kou, want in de bergen was het 's nachts altijd koud. En toen zij zo samen wat gepraat hadden, beloofde de jongen dat hij in de herfst, als de geiten naar binnen waren gebracht, naar het paleis van Sinterklaas zou komen.
Zo werd op een winderige dag in november een kleine magere jongen binnengelaten bij de Sint en zijn honderd Pieten. Hij keek zijn ogen uit, want hij bezat alleen zijn herdersfluitje en had nog nooit speelgoed gezien. Alles was nieuw voor dat kleine Pietje en hij zou zich zeker diep ongelukkig gevoeld hebben, als de Sint en zijn Pieten niet zo aardig voor hem waren geweest.
Maar één ding wilde Pietje beslist niet: slapen in een groot bed met witte lakens. Iedere avond sloop hij stilletjes naar de stal, rolde zich in een paardendeken en sliep lekker in het stro. En daarom was hij de eerste die merkte dat het witte paard van Sinterklaas zo raar stond te hijgen en te snuiven. Pietje werd er wakker van en liep vlug naar het rillende dier toe. "Jij bent ziek," zei hij bevend en ging dadelijk naar het paleis, om de andere Pieten wakker te maken. En zodra het dag werd, stuurden die Pedro, die altijd voor de paarden zorgde, naar de slaapkamer van de Sint: "Sinterklaas, Sinterklaas, we kunnen niet naar Holland. Uw witte schimmel is zwaar ziek, het zal zeker zes weken duren voordat hij weer beter is. En het is het enige paard dat over de daken kan rijden!" Sinterklaas stond vlug op, kleedde zich aan en ging naar de stal. Daar stond het kleine Pietje bij de schimmel en aaide zachtjes over zijn hals. Sinterklaas keek erg bezorgd.
"Sinterklaas," zei het nieuwe Pietje, "in een hol, hoog in de bergen, woont een heks die toverdranken maakt. Zal ik u de weg wijzen?" En zo trokken Sint en Pietje op twee paarden de bergen in. Er woei een ijskoude wind en Sint trok zijn warme rode mantel dicht om zich heen. Na dagenlang rijden kwamen zij op een hoge bergwei en het pad werd zo steil, dat Pietje en Sinterklaas de paarden bij de teugel namen en te voet naar boven klommen. En ineens stonden ze voor een hol en zagen achterin de gloed van een vuur. Er was een oude vrouw, die, zachtjes mompelend, in een pot boven het vuur stond te roeren. "Goedendag," zei Sinterklaas vriendelijk. De vrouw schrok. "Wat doen jullie hier?"
Hoe durft ze... tegen Sinterklaas! dacht Pietje. Maar Sint zei: "Goede vrouw, ik heb gehoord dat u toverdranken kunt maken die mens en dier genezen van ziekte. Nu is mijn witte paard ziek. Wilt u alstublieft een drank voor hem maken? Volgende week gaan wij naar Holland en zonder dat paard kan ik niet over de daken rijden." De heks bleef zwijgend in haar pot roeren. Opeens riep ze: "En wat krijg ik als ik dat voor je doe? Sinterklaas, wat krijg ik?" - "U kunt krijgen wat u hebben wilt, goede vrouw," antwoordde Sint rustig.
"Dan wil ik jouw mooie, rooie mantel hebben, hè, hè, hè!" - "Goed, goed, die mag u hebben, die is lekker warm, hier boven in de kou." De heks nam de pot van het vuur en hing er een andere boven. Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten... En zij weer aan het mompelen en roeren. Sinterklaas en Pietje stonden rustig te wachten. Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: "Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond."
Sinterklaas maakte de gesp van zijn mooie rode mantel los en legde die voorzichtig om de schouders van de heks. Pietje moest bijna lachen, zo gek stond dat. Maar de heks was trots en blij. Toen nam Sint het kruikje, groette vriendelijk en vlug gingen ze naar de paarden. O, wat was die wind koud! Sint stond te rillen in zijn witte tabberd. Maar Pietje had aan alles gedacht. In een rolletje, naast zijn zadel, hing een oude paardendeken. En die legde hij zorgvuldig om de schouders van Sinterklaas.
"Het staat niet mooi, maar het is tenminste warm," zei hij verlegen. "Ach Pietje," zei Sint, "in die grauwe deken ben ik tóch Sinterklaas." Toen ze weer bij het paleis kwamen, vlogen alle Pieten naar buiten en riepen: "Hebben jullie de toverdrank?"
Ze namen Sint mee om de oude man dadelijk te verzorgen. Maar Pietje ging met het kruikje naar het paard. En al was hij doodmoe van de tocht, in drie dagen en nachten sliep hij niet om het paard ieder uur zijn toverdrank te kunnen geven.
En wat deden de andere Pieten in die drie dagen? Natuurlijk, ze maakten een nieuwe rode mantel voor Sinterklaas. Want stel je voor dat Sint hier in een oude, grauwe paardendeken was aangekomen. Hadden jullie hem dan herkend?
Door: Marijke Reesink
Eerder HIER verschenen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten