donderdag 18 november 2010

Wie kan Sinterklaas helpen?

Sinterklaas is al heel oud en hij komt al heel lang elk jaar in december naar de kinderen in Nederland en Belgie. Altijd is Sint-Nicolaas blij als hij weer uit Spanje kan vertrekken en de Zwarte Pieten maken  de vrolijkste sprongen. Maar één keer, een hele tijd geleden, in de tijd dat Jonas en Lauren nog klein waren, heeft hij zoiets verdrietigs meegemaakt....

Buiten was het koud, het was begin december. De vijver in de tuin van Jonas en Lauren  was helemaal bevroren en overal zag alles wit van de sneeuw. De bomen stonden een beetje treurig in het grote, donkere bos. De takken waren allemaal kaal en de vogeltjes zaten te bibberen in hun veren jasjes. In de stad waren de lantaarns aan en de winkelramen waren vrolijk versierd. In de huizen en de winkels was het lekker warm, maar buiten liepen de mensen diep weggedoken in hun warme jassen. Ze hadden het niet alleen koud, maar ze waren ook allemaal erg verdrietig.
Jonas en Lauren hadden samen sinterklaasliedjes gezongen, maar het had niet zo vrolijk geklonken als andere jaren. In Jonas zijn schoen zat een wortel voor het paard en in Lauren haar schoen een mooie tekening voor Sint en Piet, die ze zelf gemaakt had. Stilletjes gingen Jonas en Lauren naar bed en dachten na over Sinterklaas en Zwarte Piet. Er was iets vervelends gebeurd.
Sint was net als vorig jaar en het jaar daarvoor aangekomen met de stoomboot, samen met zijn zwarte pieten en zijn witte paard. Jonas en Lauren hadden naar de televisie zitten kijken, maar ze zagen al gauw dat er iets aan de hand was met Sint en Piet.

Sint zat op zijn schimmel en wuifde naar alle mensen, maar hij had helemaal niet gelachen. De zwarte pieten keken niet vrolijk en haalden geen rare streken uit. Ze zongen niet, ze dansten niet, ze strooiden zelfs geen snoepjes! Ook het witte paard deed niet gewoon: het zwaaide niet met zijn staart en liep triest te sloffen door de straten van de stad. Het was al met al een droevige intocht.

Bron: naar een idee van Marian Sonnemans.

Het paard van Sinterklaas stond stil bij het grote huis waar de Sint altijd logeerde als hij in Belgie was. Nog eventjes zwaaide Sint met een slap handje naar de kinderen en hij keek daar zo verdrietig bij dat iedereen dacht: dit is misschien wel de laatste keer dat hij komt.

Sinterklaas was naar binnen gegaan. Daarna had niemand hem of een van de zwarte pieten meer gezien. Die avond zongen de kinderen de mooiste liedjes en zetten ze hun schoenen, maar de volgende morgen zat er niets in.
Nu was iedereen verdrietig en daaraan dachten Jonas en Lauren de avond daarna in hun bed.
Buiten scheen de maan en het leek alsof de maan ook verdrietig was. Ineens zei Jonas zachtjes: 'Zeg Lauren, ik heb een plannetje, moet je horen: als wij nu eens stilletjes vannacht op zoek gaan naar Sinterklaas? Hij is vast nog in dat grote huis in de stad. We kunnen de slee meenemen, dan kunnen we uitrusten wanneer we moe zijn.'
'Dan moeten we door het donkere bos, Jonas. Weet jij de weg in het donker?'
'Ik neem een lantaarn mee,' zei Jonas, 'Kom, zachtjes doen, dan gaan we.'
En stilletjes deden ze hun kleren aan en slopen op hun tenen naar beneden, trokken hun jassen aan en gingen naar buiten.
Zo liepen ze door het grote bos. Het was net een sprookje, alles was zo wit en zo stil. Uren liepen ze en ze rusten af en toe op het sleetje. En midden in de nacht kwamen ze bij het huis van Sint-Nicolaas aan. Door het raam zagen ze Sinterklaas zitten. Hij had zijn mijter niet op en hij keek nog steeds heel verdrietig. Verschrikt keken de kinderen elkaar aan. Jonas tikte zachtjes tegen het raam: 'Sinterklaas, Sinterklaas!' Verbaast keek de Sint op en toen hij daar die twee kindergezichtjes door het raam zag kijken, werd hij nog verdrietiger. Maar toch liep hij naar de deur en bezorgd bromde hij: 'Jonas en Lauren, wat doen jullie hier midden in de nacht; weten je papa en mama dat jullie hier zijn?'
'Nee, Sinterklaas,'zei Lauren, 'maar we maakten ons zo bezorgd om U. Bent U ziek?'
'Nee, Lauren, ik ben niet ziek, maar kom binnen, misschien kunnen jullie me helpen.'
En toen  ze met zijn vieren - Jonas, Lauren, Sint en de hoofdpiet - dicht bij de warme kachel zaten, vertelde Sint-Nicolaas:

'Weet je kinderen, de mensen, en niet alleen de grote mensen maar ook de kinderen, vragen elk jaar grotere cadeaus.
Tot nu toe had ik geld genoeg, maar toen we dit jaar inkopen wilden gaan doen, had ik veel te weinig geld om voor àlle mensen iets te kopen. Daarom laat ik me nergens zien, ik ben bang dat de mensen erg boos op me worden wanneer ze alleen maar van die kleine cadeaus krijgen.'
'Maar Sinterklaas,' zei Jonas, 'dat is toch heel oneerlijk van de mensen!'
'Dat is gemeen,' zei Lauren, 'Je krijgt al die cadeautjes toch zomaar cadeau, helemaal voor niks. We moeten wat verzinnen, zodat alle kinderen grote cadeaus krijgen als ze dat willen. Als we nu eens aan de grote mensen vragen of ze U willen helpen. Ze kunnen best zelf grote cadeaus betalen en dan net doen of ze van U komen. Daar hoeven ze met niemand over te praten.'
'Dat is helemaal geen gek idee, Lauren. Maar ik kan toch niet zomaar aan de mensen gaan vragen of ze me soms zouden willen helpen.'
'Dat doen wij toch gewoon,' zeiden Jonas en Lauren.
'Hoe dan?' vroeg de Sint.
'We schrijven een brief aan de burgemeester en daarin vragen we of hij het aan de mensen wil vragen.'
Zo gezegd, zo gedaan. De burgemeester zorgde ervoor dat alle grote mensen een brief kregen waarin het probleem van Sinterklaas stond. Hij vroeg in die brief aan iedereen of ze Sint zouden willen helpen. De mensen waren zo blij dat Sinterklaas weer gevonden was, dat ze erg graag wilden helpen. Zo werd het toch een fijn Sinterklaasfeest, dat jaar.
En toen Sint het jaar daarop kwam, hielpen de grote mensen hem spontaan weer. Misschien waren ze ook wel een beetje bang dat Sinterklaas anders niet meer zou komen.
En zo komt het dat nog élk jaar de grote mensen Sinterklaas een beetje helpen met het kopen van de cadeautjes.
Geschreven door Pierre Hier eerder verschenen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten