dinsdag 23 november 2010

Dit is wat je krijgt


Dit zijn de verhalen van het e-book en het luisterboek:
DEEL 1   
DE BAARD VAN SINTERKLAAS    

1. Sjarlie, de dikke zwarte piet
2. De zwarte baard van Sinterklaas   
3. De broer van Sinterklaas   
4. Sint in de metro in Madrid   
6. Waar zijn de zwarte pieten?   

DEEL 2   
   
1.  Het geheim van Sinterklaas   
2. Leg die wortel maar in de koelkast, Piet!   
3. Deniz en Fatma   


zondag 21 november 2010

Geen Schoorsteen

      Kim is dol op Sinterklaas. Ze zou wel willen dat het elke dag Sinterklaasfeest was. Stel je voor: elke dag een cadeautje in je schoen!
      'Je zou er na een maand niks meer aan vinden,'zegt mamma. 'Wees maar blij dat het is zoals het is.'
      Kim zegt niks terug. Mamma's weten zulke dingen niet. Mamma's zijn veel te verstandig en veel te oud voor Sinterklaas.

      Gelukkig wordt het dan weer november en komt Sinterklaas op zijn schip naar Nederland. Kim ziet hem op de televisie. Wat zou ze er graag in het echt bij zijn.
      De volgende dag moet ze met mamma mee de stad in. Kim heeft niet veel zin, ze moppert en ze zeurt, maar ze wordt helemaal blij als ze in een speelgoedwinkel Sinterklaas ziet staan. Kim drukt haar neus bijna plat tegen de ruit van de voordeur. Ze wil naar binnen, maar mamma zegt:
      'Nee, Kim, dan moet ik wat kopen en dat wil ik nu niet.' Kim wil toch naar binnen, maar voordat mamma boos op haar wordt, komt Piet gelukkig op de deur af, doet hem open en zegt tegen Kim:
      'Durf jij Sinterklaas een hand te geven?' Wat een vraag: natuurlijk durft Kim dat. Ze durft hem zelfs een zoen te geven.
      'Ja hoor,' zegt ze dan ook. 'Want welk kind is nou bang voor Sinterklaas?'
      'Een stout kind,' bromt Piet. 'Die krijgt met de roe en gaat in de zak mee naar Spanje.'
      'Nee Piet,' zegt Sinterklaas. 'Dat doen we al lang niet meer. Dat was vroeger, toen jij nog jong was en je elk jaar mee naar Nederland mocht.'
      'Ik ben een beetje oud,' zegt Zwarte Piet tegen Kim. 'Ik mocht alleen mee omdat jonge Piet ziek is. Maar eh.... wat doet u tegenwoordig met stoute kinderen, Sinterklaas?'
      'Die krijgen een aardig briefje,' zegt Sinterklaas. 'En dan zijn ze het volgende jaar weer lief.'
      Zwarte Piet kijkt een beetje verbaasd en Kim zegt geen woord. Ze denkt aan wat ze dit jaar allemaal voor stouts heeft gedaan: ze heeft een vreemde meneer uitgelachen, zout in de suikerpot gedaan omdat ze kwaad was op mamma en nog veel meer, veel meer. Zou ze nu een brief krijgen en geen cadeautje? En ze wilde net zo graag een winkeltje hebben met een grote weegschaal, een echte kassa en een heleboel lekkere dingen om te verkopen en op te eten.
      Gelukkig zegt mamma: 'Kim is een lief meisje, Sinterklaas, ze is haast nooit stout.'
      'Maak dan maar een verlanglijstje,' zegt Sinterklaas. 'Ik gooi wel iets door de schoorsteen.'
      'Maar wel iets klaarzetten voor het paard,' zegt Piet. 'En voor mij ook wat. Een lekker stukkie chocola of zo. Anders klim ik niet op het dak en gooi ik niks door de schoorsteen.'

      Kim is vreselijk blij, tot.... Midden op de stoep blijft ze staan. 'Mamma,' zegt ze. 'We hebben geen schoorsteen. Hoe moet dat nou?'
      'Dat lost Sinterklaas wel op,' zegt mamma.
      Kim gelooft er geen woord van. Ze wonen vierhoog, op een galerijflat, met centrale verwarming.
      'Waar moet ik het eten voor Piet en het paard zetten?' vraagt ze ongerust.
      'Bij de radiator onder het raam in de kamer,' antwoordt mamma. 'Ik weet zeker dat die aardige Piet vannacht wat in je schoen stopt. Wacht maar rustig af.'
      Hoe kun je nou rustig afwachten als je geen schoorsteen hebt?
      Kim kan die nacht dan ook bijna niet slapen van spanning. En als ze slaapt, wordt ze met een schok weer wakker. Eerst zijn er de gewone geluiden van televisies, muziek, pappa's en mamma's die thuiskomen, een gillende baby, een stoppende auto, maar opeens is het heel stil. Het is nu echt nacht.
      Kim is klaarwakker. Hoort ze iets?
      Sch... sch... sch... Zijn dat voetstappen op het dak? Kim gaat rechtop in bed zitten. Haar hart bonst. Ja hoor, nu hoort ze het heel goed. Er schuifelt iemand over het dak!
      Kim heeft het warm en koud tegelijk. Het zweet breekt haar uit. Ze heeft buikpijn of ze ziek is. Daar loopt Sinterklaas of Piet en ze vinden geen schoorsteen. Ze zijn voor niks op het dak geklommen!
      Kim heeft een bak water met een winterpeen bij de verwarming gezet. Met een bonbon erbij voor Piet. En nu kunnen ze er niet bij. Wat zal Piet kwaad zijn! Want Piet is niet voor de poes, dat kon Kim wel zien aan zijn ogen. Misschien is hij wel zo kwaad dat hij gewoon door de voordeur komt om haar in de zak te stoppen.
      Kim luistert. De voetstappen op het dak zijn weg, maar nu hoort ze ze op de galerij. Kim vergist zich niet. Wat ze hoort, zijn echte, heuse voetstappen. Het liefst zou ze haar hoofd onder de dekens doen, maar Kim is een moedig meisje en ze klimt uit bed en gaat de gang op.
      Het geluid van de voetstappen wordt duidelijker. Het zijn langzame, schuifelende voetstappen. De voetstappen van iemand die heel oud is. Minstens zo oud als Sinterklaas.
      Kim moet Sinterklaas vertellen dat ze geen schoorsteen hebben, maar wel een verwarming en dat ze bij de radiator onder het raam in de kamer alles voor Piet en het paard heeft klaargezet. Ze doet gauw de voordeur open.
      'Piet,' roept ze. 'Sinterklaas.'
      Op de galerij staat de buurman. 'Bedoel je mij?' vraagt hij.
      'Nee natuurlijk niet,' zegt Kim. 'U bent Sinterklaas toch niet?'
      'Die heb ik anders wel gezien,' zegt de buurman. 'Ik kom net van een feestje en beneden in de hal... Ik dacht nog dat lijkt Sinterklaas wel.'
      Hij is dus weggegaan. Omdat zij geen schoorsteen heeft. Kim doet de voordeur dicht en loopt langzaam naar de kamer. Geen Sinterklaas dus. Is dat niet het ergste wat een kind kan overkomen? Kim knipt het licht aan. De kamer ziet er zo midden in de nacht heel vreemd, zelfs een beetje eng, uit. Net of er overdag geen mensen wonen.
      Kim loopt naar de verwarming en kijkt. De waterbak is leeg, de wortel en de bonbon zijn weg en in haar schoen ligt een klein pakje. Er komt een ringetje uit met een prachtig rood steentje. Het past precies.
      Kim kan wel huilen van geluk, maar ze doet het niet. Ze is kwaad op zichzelf. Ze had toch moeten weten dat Sinterklaas en Piet veel meer kunnen dan gewone mensen. Ze zijn immers veel knapper dan vaders en moeders, opa's en oma's of juffies op school: ze zijn zo knap, dat ze zelfs cadeautjes gooien door een schoorsteen die er niet is.

Dit verhaal komt van de volgende website:
www.sunside.nl

vrijdag 19 november 2010

donderdag 18 november 2010

Wie kan Sinterklaas helpen?

Sinterklaas is al heel oud en hij komt al heel lang elk jaar in december naar de kinderen in Nederland en Belgie. Altijd is Sint-Nicolaas blij als hij weer uit Spanje kan vertrekken en de Zwarte Pieten maken  de vrolijkste sprongen. Maar één keer, een hele tijd geleden, in de tijd dat Jonas en Lauren nog klein waren, heeft hij zoiets verdrietigs meegemaakt....

Buiten was het koud, het was begin december. De vijver in de tuin van Jonas en Lauren  was helemaal bevroren en overal zag alles wit van de sneeuw. De bomen stonden een beetje treurig in het grote, donkere bos. De takken waren allemaal kaal en de vogeltjes zaten te bibberen in hun veren jasjes. In de stad waren de lantaarns aan en de winkelramen waren vrolijk versierd. In de huizen en de winkels was het lekker warm, maar buiten liepen de mensen diep weggedoken in hun warme jassen. Ze hadden het niet alleen koud, maar ze waren ook allemaal erg verdrietig.
Jonas en Lauren hadden samen sinterklaasliedjes gezongen, maar het had niet zo vrolijk geklonken als andere jaren. In Jonas zijn schoen zat een wortel voor het paard en in Lauren haar schoen een mooie tekening voor Sint en Piet, die ze zelf gemaakt had. Stilletjes gingen Jonas en Lauren naar bed en dachten na over Sinterklaas en Zwarte Piet. Er was iets vervelends gebeurd.
Sint was net als vorig jaar en het jaar daarvoor aangekomen met de stoomboot, samen met zijn zwarte pieten en zijn witte paard. Jonas en Lauren hadden naar de televisie zitten kijken, maar ze zagen al gauw dat er iets aan de hand was met Sint en Piet.

Sint zat op zijn schimmel en wuifde naar alle mensen, maar hij had helemaal niet gelachen. De zwarte pieten keken niet vrolijk en haalden geen rare streken uit. Ze zongen niet, ze dansten niet, ze strooiden zelfs geen snoepjes! Ook het witte paard deed niet gewoon: het zwaaide niet met zijn staart en liep triest te sloffen door de straten van de stad. Het was al met al een droevige intocht.

Bron: naar een idee van Marian Sonnemans.

Het paard van Sinterklaas stond stil bij het grote huis waar de Sint altijd logeerde als hij in Belgie was. Nog eventjes zwaaide Sint met een slap handje naar de kinderen en hij keek daar zo verdrietig bij dat iedereen dacht: dit is misschien wel de laatste keer dat hij komt.

Sinterklaas was naar binnen gegaan. Daarna had niemand hem of een van de zwarte pieten meer gezien. Die avond zongen de kinderen de mooiste liedjes en zetten ze hun schoenen, maar de volgende morgen zat er niets in.
Nu was iedereen verdrietig en daaraan dachten Jonas en Lauren de avond daarna in hun bed.
Buiten scheen de maan en het leek alsof de maan ook verdrietig was. Ineens zei Jonas zachtjes: 'Zeg Lauren, ik heb een plannetje, moet je horen: als wij nu eens stilletjes vannacht op zoek gaan naar Sinterklaas? Hij is vast nog in dat grote huis in de stad. We kunnen de slee meenemen, dan kunnen we uitrusten wanneer we moe zijn.'
'Dan moeten we door het donkere bos, Jonas. Weet jij de weg in het donker?'
'Ik neem een lantaarn mee,' zei Jonas, 'Kom, zachtjes doen, dan gaan we.'
En stilletjes deden ze hun kleren aan en slopen op hun tenen naar beneden, trokken hun jassen aan en gingen naar buiten.
Zo liepen ze door het grote bos. Het was net een sprookje, alles was zo wit en zo stil. Uren liepen ze en ze rusten af en toe op het sleetje. En midden in de nacht kwamen ze bij het huis van Sint-Nicolaas aan. Door het raam zagen ze Sinterklaas zitten. Hij had zijn mijter niet op en hij keek nog steeds heel verdrietig. Verschrikt keken de kinderen elkaar aan. Jonas tikte zachtjes tegen het raam: 'Sinterklaas, Sinterklaas!' Verbaast keek de Sint op en toen hij daar die twee kindergezichtjes door het raam zag kijken, werd hij nog verdrietiger. Maar toch liep hij naar de deur en bezorgd bromde hij: 'Jonas en Lauren, wat doen jullie hier midden in de nacht; weten je papa en mama dat jullie hier zijn?'
'Nee, Sinterklaas,'zei Lauren, 'maar we maakten ons zo bezorgd om U. Bent U ziek?'
'Nee, Lauren, ik ben niet ziek, maar kom binnen, misschien kunnen jullie me helpen.'
En toen  ze met zijn vieren - Jonas, Lauren, Sint en de hoofdpiet - dicht bij de warme kachel zaten, vertelde Sint-Nicolaas:

'Weet je kinderen, de mensen, en niet alleen de grote mensen maar ook de kinderen, vragen elk jaar grotere cadeaus.
Tot nu toe had ik geld genoeg, maar toen we dit jaar inkopen wilden gaan doen, had ik veel te weinig geld om voor àlle mensen iets te kopen. Daarom laat ik me nergens zien, ik ben bang dat de mensen erg boos op me worden wanneer ze alleen maar van die kleine cadeaus krijgen.'
'Maar Sinterklaas,' zei Jonas, 'dat is toch heel oneerlijk van de mensen!'
'Dat is gemeen,' zei Lauren, 'Je krijgt al die cadeautjes toch zomaar cadeau, helemaal voor niks. We moeten wat verzinnen, zodat alle kinderen grote cadeaus krijgen als ze dat willen. Als we nu eens aan de grote mensen vragen of ze U willen helpen. Ze kunnen best zelf grote cadeaus betalen en dan net doen of ze van U komen. Daar hoeven ze met niemand over te praten.'
'Dat is helemaal geen gek idee, Lauren. Maar ik kan toch niet zomaar aan de mensen gaan vragen of ze me soms zouden willen helpen.'
'Dat doen wij toch gewoon,' zeiden Jonas en Lauren.
'Hoe dan?' vroeg de Sint.
'We schrijven een brief aan de burgemeester en daarin vragen we of hij het aan de mensen wil vragen.'
Zo gezegd, zo gedaan. De burgemeester zorgde ervoor dat alle grote mensen een brief kregen waarin het probleem van Sinterklaas stond. Hij vroeg in die brief aan iedereen of ze Sint zouden willen helpen. De mensen waren zo blij dat Sinterklaas weer gevonden was, dat ze erg graag wilden helpen. Zo werd het toch een fijn Sinterklaasfeest, dat jaar.
En toen Sint het jaar daarop kwam, hielpen de grote mensen hem spontaan weer. Misschien waren ze ook wel een beetje bang dat Sinterklaas anders niet meer zou komen.
En zo komt het dat nog élk jaar de grote mensen Sinterklaas een beetje helpen met het kopen van de cadeautjes.
Geschreven door Pierre Hier eerder verschenen

zaterdag 13 november 2010

De Zwarte Piet in de Koelkast

Een Sinterklaasverhaal over wennen aan de kou in Nederland

Op een avond riep Sinterklaas zijn Pieten bij elkaar. Hij had ze heel veel te vertellen over hoe je de moeilijke cadeautjes in moet pakken en waar je de schaar terug moet leggen en wat de Marsepeinpiet weer voor nieuwe figuren gemaakt had. Ze zaten in een grote kring, maar ze konden nog niet beginnen want een van de Pieten was er niet. Sinterklaas zei: "Weten jullie waar Frigidaro is?"

De Pieten keken elkaar aan en schudden hun hoofden. Nee, niemand wist waar Frigidaro was. "Laten we samen maar iets zingen," stelde de Sint voor, "dan zal Frigidaro intussen wel komen." En toen zongen ze: "Hoor de wind waait door de bomen..." Dat is het langste sinterklaaslied dat er is.

Maar toen ze het helemaal uit hadden, was Frigidaro nog steeds niet gekomen. Sinterklaas werd een beetje ongerust. Er zou toch niets gebeurd zijn? "We gaan hem zoeken," zei hij. "Jij kijkt in de slaapkamer en jij op de zolder, en jullie tweeën gaan naar de tuin."

In een mum van tijd waren ze allemaal aan het zoeken, ieder in een eigen hoekje van het paleis. Er werden deuren dichtgeslagen en heel hard "Frigidaro!" geroepen. Er kwam geen antwoord. Nee, de stem van Frigidaro was niet te horen, ook niet heel uit de verte. Het begon al donker te worden en het werd bedtijd. "Hebben jullie overal gezocht?" vroeg Sinterklaas. "Ja," zeiden de Pieten en ze noemden alles op. Alle kamers! "Ook in de diepe kasten?" - "Ja, Sinterklaas." - "En in de voorraadkamers?" Overal hadden ze gekeken. Toen kwam de Sint in de grote keuken. "En hier?" zei Sinterklaas. "Hebben jullie hier ook gezocht?" - "Ja, Sinterklaas, overal!"

Sinterklaas liet zijn ogen rondgaan, langs het fornuis, over het witte aanrecht. En toen zag hij de grote koelkast, de hele grote koelkast waar soep in kan voor wel vierentwintig Pieten. En ineens had Sinterklaas het gevoel dat Frigidaro vlak in de buurt was. "En daar?" wees hij.

"Maar Sinterklaas, dat is een koelkast! Wie gaat er nou in een koelkast zitten?" Sinterklaas liep ernaartoe, hij trok de deur open, het lichtje floepte aan en wie zat daar? Frigidaro! Helemaal bibberend en verkleumd. Op zijn zwarte haren lag een laagje wit en op zijn dikke wenkbrauwen glinsterden ijskorrels.

"Ik...kk...k, Sinterklaas, ik...k z...zit in de koelkast," zei hij met een heel dun stemmetje.

"Ja, dat zie ik," zei Sinterklaas.

De Pieten begonnen te lachen. Sinterklaas hielp hem eruit, zijn benen waren helemaal stijf. De Pieten begonnen zijn rug te wrijven en zijn schouders en toen werd hij gelukkig weer een beetje warm. De Sint zei: "Waarom heb je dat gedaan?"

"Ja," zei hij, "Sinterklaas, ik wilde zo graag een goeie Piet zijn. Ik wilde zo graag mijn best doen. Vorig jaar, in het land waar u altijd uw verjaardag viert, was het zó koud. Zo koud dat er op een nacht allemaal witte dingen uit de lucht vielen."

"Sneeuw!" riepen de Pieten.

"Ja, sneeuw en hagel. O, zo koud, Sinterklaas. En daarom dacht ik, ik ga in de koelkast zitten. Om te oefenen, begrijpt u? Maar het was zó akelig daarbinnen en er kwam steeds maar niemand."

Een paar van de ijsbolletjes rolden langs zijn wangen naar beneden en het leken net tranen. Sinterklaas zei: "Geef Frigidaro maar eens gauw een beker hete anijsmelk." Zijn tanden klapperden tegen de rand van de beker, maar gelukkig keek hij weer een beetje blij.

"Ik vind het fijn dat je graag een goeie Piet wil zijn," zei Sinterklaas tegen hem, "maar dit is een beetje te veel van het goede." - "Van het koude," fluisterde Frigidaro. En toen bracht Sinterklaas hem naar bed en hij mocht zijn sokken aanhouden.

eerder verschenen:
http://www.beleven.org/verhaal/de_zwarte_piet_in_de_koelkast

Het Sinterklaasgedicht

Dit is een verhaal van Willem Wilmink. Ik ken Willem Wilmink van vroeger. Ik heb les van hem gehad op de UvA. Hij schrijft heel mooi voor kinderen. dit verhaal is voor iets oudere kinderen. Ik heb het geplukt van http://www.beleven.org/feesten/sinterklaas/#verhalen

Het leek wel of de zon overleden was, zo donker bleef het elke dag. Toch was het geen sombere tijd. In de klas was het licht aan, en als de meester dan ging voorlezen, was het net of ze allemaal heel erg bij elkaar hoorden, en nooit uit elkaar zouden gaan. Sinterklaas was weer in Nederland aangekomen. Op veel plaatsen tegelijk, zoals zijn gewoonte was. Op een koopavond liepen Kees en zijn broertje Rutger en hun vader langs de feestelijk verlichte winkels. Bij een speelgoedwinkel bleven ze staan. Je kon er allemaal peperdure automatische dingen kopen, waar ieder kind gauw op is uitgekeken. "Daar hebben de mensen geld voor over," zei vader. "En boeken vinden ze te duur. Het is onbegrijpelijk."

Rutger vertelde dat hij zorgen had. Want hij had gezongen "Sinterklaas is jarig, zet hem op de pot". Hij had dat gedaan voordat Sinterklaas in het land was. Maar misschien waren er al een paar Pieten vooruitgestuurd, dacht Rutger, om te onderzoeken of er geen kinderen waren die vieze liedjes zongen over de Sint. Vader stelde hem gerust. "Sinterklaas wordt ook een dagje ouder," zei vader. "De man is niet zo streng meer als vroeger. In mijn tijd werden er nog wel eens jongens in de zak gestopt en naar Spanje vervoerd. Maar de goedheiligman heeft zich aangepast aan de moderne ideeën over opvoeding."

Toen ze thuiskwamen moest vader eventjes naar de wc. Een hand met een handschoen aan stak om de kamerdeur en strooide pepernoten de kamer in. Rutger durfde zich haast niet te verroeren. Maar hij was gauw over de schrik heen en ging wild aan het grabbelen. Vader kwam weer binnen. "Er was een Zwarte Piet hier!" zei Rutger. "Ben je hem niet tegengekomen op de gang?" - "Nee," zei vader. "Die kerels zijn zo vlug. En dat ik nou toevallig op de wc zat, hè?" - "Ja, heel toevallig," zei Kees. Hij had plezier om Rutger, die altijd zo stoer deed en er nu zo intrapte.

Op de ochtend van 5 december was bijna de hele klas van Kees al vroeg op het schoolplein. Ze hadden geloot wie voor wie een cadeautje zou kopen. Alles moest strikt geheim blijven, maar er werden toch hier en daar groepjes gevormd waar alvast een tipje van de sluier werd opgelicht. "Je moet het niet verder vertellen," zei Gerrit. "Maar ik heb een hartstikke goed gedicht gemaakt op Menno. Omdat hij Jehovagetuige is." - "Laat horen," zei Kees. En Gerrit droeg voor:

De ene gelooft in Jezus
en de andere niet,
maar dat maakt geen ene moer verschil
voor Sint en Piet.

"Een beetje kort," zei Kees. "Maar wel heel duidelijk." Chris wou er ook het zijne van weten, en daarom droeg Gerrit zijn gedicht nog eens voor. Toen liet Chris horen wat hij gemaakt had.

Voor Patricia:
Ook al ben je zwart als roet,
Je meent het toch goed.

"Wacht eens even," zei Kees. "Dat heb je niet zelf bedacht. Dat komt voor in een Sinterklaasliedje:

Ook al ben ik zwart als roet,
'k meen het toch goed."

"Dat lijkt er inderdaad een beetje op," zei Chris. "Maar daarna wordt het bij mij heel anders." En hij droeg nu het gedicht in zijn geheel voor:

Ook al ben je zwart als roet,
Je meent het toch goed.
Ook al snoep je heel graag en
daarom krijg je van mij
een lekker suikerhart
voor Sinterklaas vandaag.

De bel ging en het feest kon beginnen. Ze zongen een paar Sinterklaasliedjes om de lagere klassen voor de gek te houden. Toen pakten ze één voor één hun cadeautjes uit en lazen ze het gedicht voor dat erbij hoorde. Soms kon iemand een gedicht niet lezen. Dan kwam degene die het gemaakt had bliksemsnel te hulp, zonder op de verplichte geheimhouding te letten. Ha! Meester Kist was aan de beurt. En terwijl de meester voorlas, ging Barend stijf rechtop zitten, keek de klas rond en wees zo nu en dan op zichzelf. Want hij was heel trots op zijn kunstwerk:

Dit is meester Kist, zoals je natuurlijk al wist.
Hij is niet kwaad als het regent of mist,
maar wel als hij een keertje de trein mist.
Hij is een goede meester, heel beslist.
Toch gebeurt het heus wel een keertje dat hij zich vergist.
Dan verzint hij gauw een list,
waarna hij weer om stilte sist.
Als hij dood is, stoppen mannen hem in een kist.

"Vooral de laatste zin vond ik heel ontroerend," zei meester Kist. "En het is wel een heel knappe Sint, die een gedicht kan maken op maar één rijm." Ondertussen probeerde Barend meesters aandacht te trekken, maar dat lukte hem niet.

Nu was het Kees zijn beurt om voor te lezen. Een handschrift met ronde letters. Een meisjeshandschrift. Vol aandacht zat Kees te lezen, en om hem heen begonnen ze te roepen: "Vooruit, Kees!" "Voorlezen, Kees!" "Wij willen er ook van genieten!"

Kees had honderd keer liever het gedicht voor zichzelf gehouden, maar dat kon bij deze gelegenheid nou eenmaal niet. Dus las hij voor. En onder het voorlezen vroeg hij zich af, wie dit nou toch wel voor hem gemaakt kon hebben:

Kees.
Hij zit soms zo stil voor zich uit te kijken.
Dan zit hij te dromen.
Waar denkt hij dan aan?
Op straat zie ik hem soms gaan,
en dan zie ik hem ook wel een keer stilstaan.
Hij kent zijn huiswerk altijd zo goed.
Hij is heel lief, met op zijn neus een bril en een sproet.

Toen het uit was, bleef Kees verlegen naar dat mooie handschrift zitten kijken. Gerrit riep: "Zo'n gedicht had ik ook wel willen hebben!" Van wie zou dat toch zijn? Patricia en Mia en nog een paar meisjes konden dit gedicht in elk geval niet gemaakt hebben. Want die hadden zich verraden door mee te helpen, als hun gedicht werd voorgelezen. Maar er bleven er genoeg over.

Voor het verdere Sinterklaasfeest op school had Kees weinig aandacht meer. Hij liep zo in gedachten verzonken naar huis, dat hij bijna onder een fiets kwam. "Uitkijken, slome!" riep de fietser. Mensen die op willen schieten hebben weinig begrip voor verliefdheid. En verliefd was Kees. Zo verliefd als hij nog nooit was geweest. En hij wist niet op wie.

Nieuwe kleren voor Sinterklaas

s Zomers woont Sinterklaas in een groot paleis in Spanje, met al zijn honderd Pieten. Maar terwijl die Pieten speelgoed maken, pepernoten bakken en alles klaarmaken voor de volgende reis naar Holland, trekt Sinterklaas op zijn paard door de hoge Spaanse bergen, op zoek naar een nieuw Pietje. Want ieder jaar gaat er een nieuw Pietje mee, klein genoeg om door de schoorstenen te roetsjen en handig in klauteren en springen.

Een paar jaar geleden had Sinterklaas wekenlang vergeefs gezocht. Ten slotte kwam hij in een rotsachtige streek, waar hij plotseling de fluit van een herdersjongen hoorde. Hij ging op het geluid af en zag, op een bergweitje tussen de rotsen, een kleine donkere jongen zijn geiten hoeden. Die keek verbaasd naar Sinterklaas en werd nog verbaasder toen deze hem vroeg of hij mee naar Holland wilde. O, ja, hij kon goed klimmen, op de rotsen tenminste, hij was gewend aan de kou, want in de bergen was het 's nachts altijd koud. En toen zij zo samen wat gepraat hadden, beloofde de jongen dat hij in de herfst, als de geiten naar binnen waren gebracht, naar het paleis van Sinterklaas zou komen.

Zo werd op een winderige dag in november een kleine magere jongen binnengelaten bij de Sint en zijn honderd Pieten. Hij keek zijn ogen uit, want hij bezat alleen zijn herdersfluitje en had nog nooit speelgoed gezien. Alles was nieuw voor dat kleine Pietje en hij zou zich zeker diep ongelukkig gevoeld hebben, als de Sint en zijn Pieten niet zo aardig voor hem waren geweest.

Maar één ding wilde Pietje beslist niet: slapen in een groot bed met witte lakens. Iedere avond sloop hij stilletjes naar de stal, rolde zich in een paardendeken en sliep lekker in het stro. En daarom was hij de eerste die merkte dat het witte paard van Sinterklaas zo raar stond te hijgen en te snuiven. Pietje werd er wakker van en liep vlug naar het rillende dier toe. "Jij bent ziek," zei hij bevend en ging dadelijk naar het paleis, om de andere Pieten wakker te maken. En zodra het dag werd, stuurden die Pedro, die altijd voor de paarden zorgde, naar de slaapkamer van de Sint: "Sinterklaas, Sinterklaas, we kunnen niet naar Holland. Uw witte schimmel is zwaar ziek, het zal zeker zes weken duren voordat hij weer beter is. En het is het enige paard dat over de daken kan rijden!" Sinterklaas stond vlug op, kleedde zich aan en ging naar de stal. Daar stond het kleine Pietje bij de schimmel en aaide zachtjes over zijn hals. Sinterklaas keek erg bezorgd.

"Sinterklaas," zei het nieuwe Pietje, "in een hol, hoog in de bergen, woont een heks die toverdranken maakt. Zal ik u de weg wijzen?" En zo trokken Sint en Pietje op twee paarden de bergen in. Er woei een ijskoude wind en Sint trok zijn warme rode mantel dicht om zich heen. Na dagenlang rijden kwamen zij op een hoge bergwei en het pad werd zo steil, dat Pietje en Sinterklaas de paarden bij de teugel namen en te voet naar boven klommen. En ineens stonden ze voor een hol en zagen achterin de gloed van een vuur. Er was een oude vrouw, die, zachtjes mompelend, in een pot boven het vuur stond te roeren. "Goedendag," zei Sinterklaas vriendelijk. De vrouw schrok. "Wat doen jullie hier?"

Hoe durft ze... tegen Sinterklaas! dacht Pietje. Maar Sint zei: "Goede vrouw, ik heb gehoord dat u toverdranken kunt maken die mens en dier genezen van ziekte. Nu is mijn witte paard ziek. Wilt u alstublieft een drank voor hem maken? Volgende week gaan wij naar Holland en zonder dat paard kan ik niet over de daken rijden." De heks bleef zwijgend in haar pot roeren. Opeens riep ze: "En wat krijg ik als ik dat voor je doe? Sinterklaas, wat krijg ik?" - "U kunt krijgen wat u hebben wilt, goede vrouw," antwoordde Sint rustig.

"Dan wil ik jouw mooie, rooie mantel hebben, hè, hè, hè!" - "Goed, goed, die mag u hebben, die is lekker warm, hier boven in de kou." De heks nam de pot van het vuur en hing er een andere boven. Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten... En zij weer aan het mompelen en roeren. Sinterklaas en Pietje stonden rustig te wachten. Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: "Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond."

Sinterklaas maakte de gesp van zijn mooie rode mantel los en legde die voorzichtig om de schouders van de heks. Pietje moest bijna lachen, zo gek stond dat. Maar de heks was trots en blij. Toen nam Sint het kruikje, groette vriendelijk en vlug gingen ze naar de paarden. O, wat was die wind koud! Sint stond te rillen in zijn witte tabberd. Maar Pietje had aan alles gedacht. In een rolletje, naast zijn zadel, hing een oude paardendeken. En die legde hij zorgvuldig om de schouders van Sinterklaas.

"Het staat niet mooi, maar het is tenminste warm," zei hij verlegen. "Ach Pietje," zei Sint, "in die grauwe deken ben ik tóch Sinterklaas." Toen ze weer bij het paleis kwamen, vlogen alle Pieten naar buiten en riepen: "Hebben jullie de toverdrank?"

Ze namen Sint mee om de oude man dadelijk te verzorgen. Maar Pietje ging met het kruikje naar het paard. En al was hij doodmoe van de tocht, in drie dagen en nachten sliep hij niet om het paard ieder uur zijn toverdrank te kunnen geven.

En wat deden de andere Pieten in die drie dagen? Natuurlijk, ze maakten een nieuwe rode mantel voor Sinterklaas. Want stel je voor dat Sint hier in een oude, grauwe paardendeken was aangekomen. Hadden jullie hem dan herkend?

Door: Marijke Reesink

Eerder HIER verschenen

Sinterklaasverhaaltjes luisteren

Vandaag is Sinterklaas in Nederland aangekomen. Jullie weten het misschien nog niet. Maar er waren allerhande problemen in spanje. Er was iets met een dikke zwarte piet. en de baard van sinterklaas was helemaal zwart geworden.
Wil je meer weten? Luister dan naar de verhalen.
Je kunt ze downloaden! Klik maar
SINTVERHAALTJES LUISTEREN







h